weebly statistics
foto evenementen elf fair nacht steden macro pentax lenzen tips

Copyright Aad Kalisvaart 2018

Tekstvak: A a d   K a l i s v a a r t   s   F o t o s i t e

Verschillende onderwerpen, Macro-fotografie

Tekstvak: N      e      w             a      n      d             f      r       e       s       h              l       o       o       k 
Tekstvak: P      h      o      t      o      g      r      a      p      h      y

Wat is macrofotografie?

Officieel spreek je pas van macrofotografie als het onderwerp op ware grootte op de beeldsensor wordt afgebeeld. Deze verhouding van 1:1 noemen we de afbeeldingsmaatstaf. Het onderwerp wordt dan vergroot noch verkleind. Met een verhouding van 1:2 is het sensorbeeld slechts de helft van het origineel en spreken we eerder van een close-up. Groter maken dan in werkelijkheid kan ook. Met een verhouding als 2:1 of hoger kun je minieme details echt enorm opblazen. Er zijn een aantal technieken om macrofoto s te maken.

 

1. Voorzetlenzen

De goedkoopste manier om macrofoto s te maken is met een dioptrie-voorzetlens. Dit is feitelijk een soort brillenglas, verkrijgbaar in verschillende sterktes, van +1 tot +10. Deze voorzetlens kun je simpel op de lens van de camera schroeven. Hij verkort dan de minimale afstand tot je onderwerp waarop je nog kunt scherpstellen (de instelafstand). Hoe lager deze waarde, des te dichterbij je kunt fotograferen en des te groter het onderwerp in beeld komt. Het voordeel is de lage prijs: voor tien euro heb je er al een. Bovendien heb je met een voorzetlens geen lichtverlies. Een nadeel is dat de scherpte terugloopt. Je kunt beter niet met open of groot diafragma werken en voor een aardig resultaat moet je een aantal stops diafragmeren. Bovendien kan de automatische scherpstelling niet meer betrouwbaar werken. Met de hand scherpstellen is daarom aan te raden. Voorzetlenzen zijn er in verschillende kwaliteiten. Een standaardvoorzetlens bestaat uit n bolle lens. Voor meer kwaliteit is een achromatische voorzetlens aan te bevelen. Deze bestaat uit twee lenselementen die elkaars afwijkingen corrigeren. Bepaalde ongewenste eigenschappen zoals chromatische aberratie (kleurschifting en paarse randjes) worden daarmee verminderd.

 

2. Macro-objectief

Hoewel je met veel kitlenzen aardig dichtbij komt, krijg je de beste resultaten voor scherpte, kleur en contrast met een echte macrolens met een afbeeldingsmaatstaf van 1:1. De speciale constructie staat garant voor optimale beeldkwaliteit in het dichtbijgebied. Een dergelijk objectief tekent in dat bereik doorgaans haarscherp en dat is nodig, omdat bij macrofotografie de minste onscherpte al opvalt. Overigens is een macro-objectief niet alleen te gebruiken voor macro. Veel van deze objectieven (vooral die met een brandpuntsafstand rond de 100 mm) doen het ook heel goed als portretlens. Gebruik altijd de zonnekap, ook bij bewolkt weer of binnenshuis. Deze voorkomt hinderlijke reflecties, die je vaak pas achteraf op je computer ziet.

Macro-objectieven zijn er in allerlei brandpunten, vanaf 50 tot 200 mm. Het voordeligste objectief is de 50 mm en zo n lens is al prima geschikt voor bijvoorbeeld plantenfotografie. Het nadeel van 50 mm is dat je wel heel dicht op het onderwerp moet kruipen en daardoor is dit type minder geschikt om schrikachtige dieren als insecten, reptielen of amfibie n te fotograferen. Voor een bredere toepassing liggen objectieven rond 100 mm meer voor de hand. Hierbij is de afstand van camera tot onderwerp groter. Ook is de onscherpte in voor- en achtergrond mooier en rustiger. Dit komt het totale beeld ten goede. Bovendien zijn de brandpunten nog redelijk compact, licht en handzaam. De laatste groep objectieven in het macrogebied zijn de langere brandpunten zo rond de 200 mm. Voordeel hiervan is de grotere afstand tot je onderwerp, dat minder snel wegvlucht. Door de geringe scherptediepte (het deel van de foto dat scherp is) kun je het hoofdonderwerp scherp laten uitkomen tegen een heel rustige achtergrond. Hierdoor krijgt het onderwerp meer zeggingskracht. Bovendien hebben de meeste objectieven van dit type een eigen statiefgondel, zodat de camera beter in balans is. Nadelen zijn de hogere prijs en het formaat en gewicht.

 

3. Tussenringen

Een andere manier om de minimale instelafstand te verkorten, is met n of meer tussenringen. Zo n tussenring is een korte, holle buis die je op de body plaatst, waarna je er een gewoon objectief bovenop klikt. Dat kan een enkele ring zijn, maar er zijn ook setjes van drie te koop in verschillende diktes. Met tussenringen van je eigen cameramerk kun je gewoon de autofocus en automatische instellingen blijven gebruiken. Je kunt tussenringen combineren met allerlei objectieven, maar het beste resultaat krijg je toch met een macrolens. De voordelen van de tussenring zijn: hij is relatief goedkoop (circa 100) en je krijgt de kleinste onderwerpen groot in beeld. Een nadeel is het lichtverlies. Met de lens verder weg van de sensor wordt de lichtweg langer. Je verliest licht en de sluitertijd wordt langer. Daarbij is het scherpstelgebied klein. Om een onderwerp iets kleiner of groter af te beelden, moet je algauw ringen wisselen of ze combineren.

 

4. Balgapparaat

Een macrobalg werkt hetzelfde als een set tussenringen. Ook die plaats je tussen camera en objectief. Het verschil is de grotere uittrek, waardoor je nog kleinere objecten beeldvullend kunt fotograferen. Het balgapparaat heeft vaak een eigen instelslede. Daarmee kun je de camera heen en weer schuiven voor fijnafstelling van de scherpstelling. Door de eigen statiefgondel is de combinatie van camera, lens en balgapparaat beter uitgebalanceerd. Je hebt minder trillingsonscherpte. Een ander pluspunt is de in- en uitschuifbare balg, waardoor je sneller onderwerpen kleiner of groter in beeld kunt nemen.

 

5. Omgekeerde lens

Een wat minder bekende manier om een vergroting te krijgen van 1:1 of groter is het omkeren van een (macro)lens met behulp van een omkeerring. Hiermee monteer je een gewone lens (liefst vast brandpunt) andersom op je camera zodat je ineens heel dichtbij kunt fotograferen. Dit is een heel goede (en goedkope) manier om de kleinste dingen groot en haarscherp in beeld te krijgen. De omkeerring is een ring die aan de ene kant schroefdraad en aan de andere kant een camera-aansluiting heeft. De schroefdraad is bedoeld om de lens met de filterdraad achterstevoren op de camera te bevestigen. Nikon heeft voor z n camera s de BR-2A ring voor lenzen met filtermaat 52 mm. De andere cameramerken hebben zo n ring niet (meer) in het assortiment, daarvoor maakt Caruba omkeerringen voor de filtermaten van 52 tot 77 mm.

 

Statief

Moeilijk aan macro is dat je al snel onscherpte krijgt bij de geringste beweging van de camera. In het macrogebied wordt door de kleine oppervlakte die je fotografeert elke minimale beweging versterkt doorgegeven. Je kunt dit oplossen met een statief. Zolang het onderwerp zelf niet beweegt, kun je zelfs met zeer langzame sluitertijden haarscherpe opnamen maken. Omdat veel macro-onderwerpen zich laag op de grond bevinden, is niet elk statief geschikt. Veel statieven hebben namelijk een minimale hoogte van rond de 50 cm en dat is voor veel onderwerpen nog veel te hoog. Bij een aantal statieven kunnen de poten in liggende stand, waardoor je meteen een stuk lager komt. Een ander aspect waar je zelfs met statief op moet letten, is de trillingsonscherpte. Die ontstaat soms bij het indrukken van de ontspanknop, vooral bij sluitertijden lager dan 1/60. Met een draadontspanner of afstandsbediening verhelp je dit. Heb je die nog niet in de fototas, dan is bij plantenfotografie ook de zelfontspanner prima te gebruiken. Bij veel camera s is de looptijd in te stellen. Een looptijd van twee seconden is al voldoende om de trilling door de ontspanknop kwijt te raken. Uiteraard werkt dit alleen bij planten en niet bij insecten, omdat die na twee seconden allang uit beeld verdwenen zijn.

 

Iso, diafragma, sluitertijd

Hoe hoger de diafragmawaarde, des te groter de scherptediepte. Een lage waarde als F 2,8 zorgt er bijvoorbeeld voor dat bij een insect alleen de facetogen scherp worden weergegeven. Of dat bij een regendruppel alleen de reflectie in de druppel scherp is en de rest wazig. Hierdoor trekt het scherpe hoofdonderwerp extra de aandacht. Wanneer je een vlinder of een bloem helemaal scherp op de foto wilt, heb je een hogere diafragmawaarde nodig: bij extreme close-ups F 16 of hoger.

Een hoge diafragmawaarde betekent een kleine lensopening, die maar weinig licht doorlaat. Om toch een correct belichte foto te krijgen, moet je ofwel de belichtingstijd verlengen, ofwel de lichtgevoeligheid van de sensor (iso-waarde) verhogen. Een langere belichtingstijd geeft meer kans op bewegings- en trillingsonscherpte. Op het eerste gezicht lijkt het verhogen van de iso-waarde dus de aantrekkelijkste optie. Juist bij
macrofotografie is het echter aan te raden deze zo laag mogelijk te houden, omdat een hogere iso ruis oplevert die al snel opvalt. Liever dus de sluitertijd verlengen, maar beoordeel zelf per situatie of je onderwerp zich ervoor leent de sluitertijd te verlengen.

 

Extra tips

1. Als je een insect op de foto zet, is het verstandig op de ogen scherp te stellen, net zoals je bij een menselijk model zou doen.
2. Probeer op ooghoogte met je onderwerp te komen.
3. Kies een zo laag mogelijke iso-waarde (200 of lager).
4. Stel het diafragma bewust in. Meestal kom je op een diafragmawaarde van F 11 of hoger uit.
5. Let ook op je sluitertijd: 1/10 of sneller is aan te raden om bewegings- of trillingsonscherpte te voorkomen.
6. Vroeg in de ochtend is het veelal nog koud. Insecten zijn dan vaak traag en gunnen je rustig de tijd om ze vast te leggen.

 

Compositie

De compositie van je beeld is belangrijk. Wat zet je wel en wat niet op de foto en waar plaats je het hoofdonderwerp? In principe gelden hier natuurlijk dezelfde regels als bij alle andere vormen van fotografie. Een geliefd compositiehulpmiddel is de regel van derden. Je verdeelt het beeld in negen gelijke delen met vier denkbeeldige lijnen: twee verticaal en twee horizontaal. Door het hoofdonderwerp op n van de vier snijpunten van deze lijnen te plaatsen, krijg je een sterke compositie die de blik van de kijker zogezegd de juiste kant op stuurt.

Wanneer je een insect fotografeert, is het bijvoorbeeld verstandig om het beestje wat extra ruimte te geven in de richting waarin het staat of kijkt. Zet je onderwerp bij voorkeur liever niet pal in het midden van het beeld. Door het onderwerp uit het midden te plaatsen, maak je de compositie een stuk spannender. Laat ook de omgeving meespelen. Een foto van een spin wordt veel interessanter als je het web eveneens op de foto hebt. Houd hierbij ook de achtergrond in het oog. Vermijd storende lijnen door het onderwerp. Denk aan de onscherpe, maar contrastrijke overgang tussen een struik en de lucht. Vaak zie je al een wereld van verschil door je camera een paar centimeter te verplaatsen. Een rustig beeld is bij macrofotografie erg belangrijk.

 

Achtergrond

Een macrofoto staat of valt met de achtergrond. Let dus niet alleen op je hoofdonderwerp, maar houd ook de achtergrond in de gaten. Voorkom dat die te veel aandacht trekt door bijvoorbeeld een paar witte sprietjes. Als je de camera ook maar een klein stukje beweegt, krijg je een totaal andere achtergrond. Loop als het mogelijk is ook om je onderwerp heen. Een vlieg ziet er van de zijkant compleet anders uit dan van de voorkant. Een andere lichtval kan eveneens een totaal ander beeld opleveren.

 

Scherpstellen

Bij macrofotografie kun je vaak het beste met de hand scherpstellen. Dat gaat het soepelst door ongeveer op het onderwerp scherp te stellen, en de fijnafstelling te doen door de camera naar voor of naar achter te bewegen. Wanneer je vanaf statief werkt, kun je een speciale focusing rail gebruiken. Zo kun je zonder het statief te verplaatsen de afstand tussen camera en onderwerp veranderen. Als je onderwerp niet beweegt, kan de autofocus wel van nut zijn. Je hebt dan rustig de tijd om het goede scherpstelpunt te kiezen. Bedenk dat bij macrofotografie het bekende eerst scherpstellen en dan de compositie bepalen niet opgaat. De kleinste beweging van je camera kan je onderwerp uit de scherpte laten verdwijnen; nog een reden om met de hand scherp te stellen. Je kunt natuurlijk ook eerst automatisch scherpstellen en dan met de hand bijregelen.

Op de nieuwste modellen is live view een welkome aanwinst. Met je camera op statief kun je in de live view-modus inzoomen op een belangrijke beeldpartij en daarna de scherpstelling (handmatig) optimaliseren. Ook hoef je geen ongemakkelijke houdingen aan te nemen om door de zoeker te kunnen kijken. Zeker voor macrofotografie is deze modus een uitkomst, zoals bezitters van digitale compactcamera s al sinds mensenheugenis weten. Bij macrofotografie zul je een kleine lensopening moeten kiezen (hoge diafragmawaarde) om je onderwerp van voor tot achter scherp te krijgen. Denk aan een waarde van F 16 of nog hoger.